Miljoennota 2024 & Arbeidsmarkt
Dinsdag 19 september jl. is de Miljoenennota 2024 gepresenteerd. Het kabinet is sinds 7 juli jl. demissionair maar dat maakt de opgaven waar Nederland voor…
Dinsdag 19 september jl. is de Miljoenennota 2024 gepresenteerd. Het kabinet is sinds 7 juli jl. demissionair maar dat maakt de opgaven waar Nederland voor…
Het voorstel Wet meer zekerheid flexwerkers is 9 juli jl. in internetconsultatie gegaan. Iedereen kan tot 4 september 2023 reageren op het wetsvoorstel (zie www.internetconsultatie.nl).…
Per 1 januari dit jaar is de Wet nadere beloningsmaatregelen financiële ondernemingen in werking getreden. Het remuneratiebeleid van banken, beleggingsondernemingen en andere financiële ondernemingen moet…
Dinsdag jl. is de Miljoenennota 2023 gepresenteerd. De maatregelen in deze Miljoenennota zijn historisch in omvang. In dit blog een overzicht van de meest relevante…
Vanaf 1 januari 2022 vallen alleen de verplichte arbovoorzieningen onder de gerichte vrijstelling, waardoor ze onbelast aan werknemer vergoed kunnen worden. Arbovoorzieningen ter bevordering van…
Wetsvoorstel Coronatoegangspas (ctb) op de werkvloer (status 24 november 2021) Welke werkgevers kunnen of moeten straks gebruikmaken van het ctb? Ctb kan verplicht worden als…
𝐃𝐞 𝐚𝐫𝐛𝐞𝐢𝐝𝐬𝐨𝐯𝐞𝐫𝐞𝐞𝐧𝐤𝐨𝐦𝐬𝐭 𝐨𝐧𝐭𝐛𝐢𝐧𝐝𝐞𝐧 𝐰𝐞𝐠𝐞𝐧𝐬 𝐰𝐚𝐧𝐩𝐫𝐞𝐬𝐭𝐚𝐭𝐢𝐞?
Er is een 𝐥𝐢𝐦𝐢𝐭𝐚𝐭𝐢𝐞𝐯𝐞 lijst van in totaal negen ontslaggronden (7:669 lid 3 onderdelen a t/m i) waarop de arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd via ontbinding door de kantonrechter (waarbij grond a en b na weigering van toestemming door het UWV) (‘gesloten stelsel’). Maar er bestaat daarnaast óók de aparte ontbindingsgrond 𝐰𝐚𝐧𝐩𝐫𝐞𝐬𝐭𝐚𝐭𝐢𝐞 (7:686 BW jo. 6:265 BW). We zouden deze grond bijna vergeten. In de praktijk wordt deze grond maar zéér beperkt toegepast en dat kan een gemiste kans zijn (hier bezien vanuit het perspectief van de werkgever). Wanneer valt deze ontbindingsgrond te overwegen en wat zijn de “voordelen”?
𝘞𝘢𝘯𝘯𝘦𝘦𝘳
𝘝𝘰𝘰𝘳𝘥𝘦𝘭𝘦𝘯
Auteur: Linda Brouwer
𝐃𝐨𝐨𝐫𝐛𝐞𝐭𝐚𝐥𝐢𝐧𝐠 𝐛𝐨𝐧𝐮𝐬 𝐭𝐢𝐣𝐝𝐞𝐧𝐬 𝐳𝐢𝐞𝐤𝐭𝐞?
Heeft een werknemer tijdens ziekte ook recht op doorbetaling van de bonus? Dat is een vraag die ik regelmatig krijg en die ook regelmatig tot discussie leidt (met de advocaat van de werknemer).
Het antwoord is tweeledig:
𝐋𝐄𝐓 𝐎𝐏: een bepaling in een bonusregeling dat werknemer tijdens ziekte geen recht heeft op bonus is kortom niet altijd (volledig) houdbaar als werknemers minder verdienen dan het maximum dagloon. Dit vanwege strijd met dwingend recht (7:629 BW). Dit argument gaat 𝐧𝐢𝐞𝐭 op als werknemer méér verdient dan het maximum dagloon en tijdens ziekte dus al 70% (of meer) van het maximum dagloon doorbetaald krijgt (op basis van het kale salaris) (70% = € 4.178,45 per maand).
Onder “loon” wordt verstaan wat een werkgever als bedongen tegenprestatie voor de arbeid aan werknemer moet betalen (waaronder de prestatiebonus). Een beloning dat géén verband houdt met geleverde arbeid wordt tijdens ziekte als uitgangspunt dus niet doorbetaald (bijv. zuivere winstdelingsregeling, onkostenvergoeding etc.).
Een “gemiddelde bonus” dient bij een eventuele loondoorbetaling tijdens ziekte (onder het maximum van 70% max. dagloon) alleen te worden doorbetaald als werknemer bij afwezigheid van de ziekte ook recht zou hebben gehad op de bonus. Wordt de bonus bijv. vanwege bedrijfsomstandigheden aan niemand uitbetaald, dan heeft de zieke werknemer uiteraard evenmin recht op een (gemiddelde) bonus tijdens ziekte. In de praktijk wordt een gemiddelde bonus vaak berekend over de afgelopen 13 weken.
De meeste werkgevers betalen op grond van de arbeidsovereenkomst, personeelshandboek of CAO méér dan waar de wet (7:629 BW) tijdens ziekte toe verplicht. Zij betalen daarmee 𝐛𝐨𝐯𝐞𝐧𝐰𝐞𝐭𝐭𝐞𝐥𝐢𝐣𝐤 𝐳𝐢𝐞𝐤𝐞𝐧𝐠𝐞𝐥𝐝 (bijv. 1ste jaar 100% ipv 70% en 2de jaar 80% ipv 70% over het maandsalaris). Het staat een werkgever vrij om een bovenwettelijke regeling rondom loondoorbetaling tijdens ziekte naar eigen inzicht in te vullen en te beperken tot bepaalde loonbestanddelen (en bijv. bonus uit te zonderen).
Tot slot: een werkgever dient als goed werkgever (7:611 BW) duidelijkheid te geven over de te hanteren criteria voor toekenning van een bonus én dit consequent en uniform toe te passen. Het moet kortom niet zo zijn dat bij een werknemer in de praktijk toch een gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat een bonus tijdens ziekte wél wordt doorbetaald.
Auteur: Linda Brouwer
𝐖𝐞𝐭𝐬𝐯𝐨𝐨𝐫𝐬𝐭𝐞𝐥 𝐌𝐨𝐝𝐞𝐫𝐧𝐢𝐬𝐞𝐫𝐢𝐧𝐠 𝐂𝐨𝐧𝐜𝐮𝐫𝐫𝐞𝐧𝐭𝐢𝐞𝐛𝐞𝐝𝐢𝐧𝐠
Het wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding is op 4 maart ter internetconsultatie aangeboden. Tot 15 april kon er op het wetsvoorstel online gereageerd worden.
Concrete wijzigingen, ter aanscherping van het concurrentiebeding, die worden voorgesteld zijn:
𝘐𝘯𝘳𝘰𝘦𝘱𝘦𝘯 𝘣𝘦𝘥𝘪𝘯𝘨: werkgever kan slechts een beroep doen op het concurrentiebeding door dit schriftelijk en tijdig aan werknemer aan te geven. Hoofdregel voor een tijdig beroep is 1 maand vóór het einde van de arbeidsovereenkomst. Er zijn uitzonderingen op deze hoofdregel (andere termijn) bij: opzegging door werkgever, opzegging door werknemer, bij ontslag op staande voet, ontbinding door de rechter en de beëindigingsovereenkomst.
𝘝𝘦𝘳𝘨𝘰𝘦𝘥𝘪𝘯𝘨: werkgever moet bij het inroepen van het beding aangeven hoeveel maanden werknemer aan het beding wordt gehouden. Dit bepaalt direct ook de verschuldigde vergoeding, die betaald dient te worden voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
𝘖𝘷𝘦𝘳𝘨𝘢𝘯𝘨𝘴𝘳𝘦𝘤𝘩𝘵: de concurrentiebedingen die zijn overeengekomen voor inwerkingtreding van deze wet blijven rechtsgeldig, ook al voldoen ze niet aan duur, vermelding geografische reikwijdte of motivering zwaarwegend bedrijfsbelang. Wel zal vanaf de inwerkingtreding op bestaande bedingen van toepassing zijn: de inroepbepalingen, waarbij voor maximaal 12 maanden een beroep op het beding kan worden gedaan (tenzij kortere duur afgesproken), én de vergoeding.
𝘔𝘰𝘵𝘪𝘦 𝘴𝘢𝘭𝘢𝘳𝘪𝘴𝘨𝘳𝘦𝘯𝘴: de regering is met de op 13 februari 2024 in de Tweede Kamer aangenomen motie (nr. 1235, 29544) verzocht om óók een duidelijke salarisgrens op te nemen, ter hoogte van anderhalf keer modaal salaris bij een voltijd dienstverband, waaronder een non-concurrentiebeding altijd nietig zal zijn. Dat komt neer op ca. EUR 66.000,- bruto. Deze motie is (vooralsnog) niet meegenomen in het wetsvoorstel.
Zie voor het wetsvoorstel en MvT nader: https://lnkd.in/e–bdJyA
Auteur: Linda Brouwer
Gelden de 10 minuten die de werknemer op grond van de planningsregels van zijn werkgever vóór aanvang van zijn dienst aanwezig moet zijn als betaalde werktijd?
In een recente uitspraak van het Gerechtshof Den Haag vorderde de werknemer over een periode van 5 en half jaar het loon over de 10 minuten per dag die hij voorafgaand aan zijn dienst aanwezig moest zijn. In deze zaak moest de werknemer in die 10 minuten inloggen in programma’s voordat hij pas kon beginnen met zijn werkzaamheden. De bepaling in de planningsregels was als volgt:
“ (…) Het is de bedoeling dat je, volgens het aan jou uitgereikte rooster je werkzaamheden verricht. Dat wil zeggen dat je je zowel aan de werktijden als aan de pauzetijden houdt. Door je webstation altijd open te hebben, ben je altijd van alle tijden op de hoogte. 09.00 uur beginnen betekent dat je exact om 09.00 uur klaar zit om je eerste call aan te nemen danwel te maken. Meld je daarom altijd 10 minuten voor aanvang van je dienst bij je supervisor, dan ben je nooit te laat; (…) ”.
Het Gerechtshof komt tot het oordeel dat de inlogtijd aan te merken is als arbeidstijd en daarmee wordt de loonvordering toegewezen.
Let dus op dat als je van werknemers verlangt dat zij verplicht eerder op werk moeten verschijnen voor aanvang van de dienst, dat dit gezien kan worden als werktijd.
Wil je overleggen of heb je vragen?
Bel ons gerust op 06-30006572 (Mandy) of 06-11904972 (Boudewijn)
Een werkgever moet uiterlijk een maand voor het einde van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, met een duur van 6 maanden of langer, het niet voorzetten van de arbeidsrelatie schriftelijk aanzeggen (7:668 BW). Doet werkgever dit niet = schadevergoeding van een bruto maandsalaris.
In een recente zaak had werkgever werknemer mondeling meegedeeld dat de tijdelijke arbeidsovereenkomst na een periode van 7 maanden niet zou worden verlengd, waarop werknemer naar een andere baan is gaan zoeken en deze ook aansluitend had gevonden. Werknemer vordert vervolgens wegens schending van de aanzegplicht een bruto maandsalaris. Dit wordt door de kantonrechter afgewezen omdat de aanzegging tijdig en ondubbelzinnig was en werknemer geen nadeel had ondervonden, nu er geen onduidelijkheid bij hem was over het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en werknemer heeft kunnen solliciteren om zijn inkomen veilig te stellen. De kantonrechter acht het dan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (6:248 BW) dat werknemer de aanzegvergoeding van werkgever alsnog kan claimen. Het hof vernietigt dit oordeel, omdat aan die zware eis volgens het hof hier niet is voldaan. Werkgever gaat hiertegen in cassatie.
De A-G concludeert tot verwerping van het cassatieberoep:
Het woord is nu aan de Hoge Raad. Die zal het advies van de A-G naar verwachting wel volgen.
Parket Hoge Raad, A-G de Bock, 1 april 2022, ECLI:NL:PHR:2022:419 (datum publicatie: 3 mei 2022)
Als de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door opzegging of ontbinding op grond van bedrijfseconomische redenen (7:669 lid 3 sub a BW) geldt er de ‘wederindiensttredingsvoorwaarde’. Dit houdt in dat als werkgever binnen 26 weken na de opzegging/ontbinding voor dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden een vacature heeft, werkgever de boventallige (ex-)werknemer een aanbod moet doen deze werkzaamheden weer te hervatten onder de bij werkgever gebruikelijke voorwaarden.
In een recente zaak bij de rechtbank Overijssel speelde de vraag of deze voorwaarde was geschonden. Het dienstverband van werkneemster was na 20 jaar en 1,5 jaar voor haar pensioen met toestemming van het UWV per 1 augustus 2021 opgezegd, omdat werkgever vanwege de coronacrisis de salarissen niet meer kon betalen. Binnen een half jaar neemt werkgever 2 nieuwe werknemers aan. Werkneemster stelt dat hiermee de wederindiensttredingsvoorwaarde wordt geschonden. De rechtbank volgt werkneemster hierin en overweegt:
Werkneemster vordert – i.p.v. vernietiging – betaling van een billijke vergoeding van EUR 20.174,- bruto, bestaande uit het inkomensverlies, rekening houdend met een WW-uitkering, tot aan haar pensioen. De rechter acht dit bedrag aan billijke vergoeding passend gelet op haar 20-jarig dienstverband en het feit dat deze 1,5 jaar voor het pensioen onrechtmatig is geëindigd. De kans dat werkneemster voor het intreden van haar pensioen nog een soortgelijke functie vindt acht de rechter klein.
Vindplaats: Rechtbank Overijssel 17 maart 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:1127 (datum publicatie: 26 april 2022)
De heersende leer is dat de pensioenfondsenroute is toegestaan zonder dat hiervoor sprake hoeft te zijn van een zwaarwegend belang bij wijziging zoals artikel 19 Pw dat eist omdat het niet de werkgever, maar het fonds is die de wijziging doorvoert. Gelet op een recent arrest van het Hof Den Haag en een conclusie van de advocaat-generaal De Bock voor de Hoge Raad, beide over collectieve arbeidsvoorwaardenvorming via een ondernemingsraad, is het gerechtvaardigd te bezien of de heersende leer wellicht aan herijking toe is. Lees hier waarom Boudewijn Kanen meent waarom dat het geval is.
Onze mede-oprichter Boudewijn Kanen heeft meegeschreven aan het boek “Medezeggenschap in breed perspectief” dat vorige week bij de Sociaal-Economische Raad (SER) werd gepresenteerd in het kader van de Maand van de Medezeggenschap. Hij schreef een hoofdstuk over centrale ondernemingsraden (COR) en groepsondernemingsraden (GOR). Redactie van het boek is in handen van Harold Koster, Renate Vink-Dijkstra en Cees de Groot.
De ontbindende voorwaarde lijkt een vreemde eend in de bijt binnen het arbeidsrecht, omdat een werknemer bij het intreden van de ontbindende voorwaarde geen ontslagbescherming geniet. De inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Wwz) in 2015 heeft de discussie doen herleven over de toelaatbaarheid van de ontbindende voorwaarde. Deze discussie lijkt recent beslecht in de uitspraak van de Hoge Raad van 17 maart 20232 rondom het uitzendbeding. Waar staan we nu post-Wwz ten aanzien van de (on)toelaatbaarheid van de ontbindende voorwaarde in het arbeidsrecht?
Onze collega’s Mandy Ruijssenaars en Linda Brouwer gaan in hun artikel voor ArbeidsRecht in op deze vraag. Neem contact met ons op als je hier meer over wil weten!
Lees hier het volledige artikel.
In deze uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dient de werknemer – voor het eerst in hoger beroep – zelfstandige tegenverzoeken in. De werknemer verzoekt om betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Strikt genomen is het in strijd met art. 362 Rv om voor het eerst in hoger beroep een tegenverzoek in te dienen. Toch behandelt het Gerechtshof de tegenverzoeken. Heleen Foesenek schreef een annotatie bij deze uitspraak en bespreekt in welke situaties artikel 362 Rv botst met het arbeidsrecht en hoe er door Gerechtshoven wordt omgegaan met dergelijke verzoeken die strikt genomen in strijd zijn met art. 362 Rv.
Lees de noot van collega Heleen Foesenek hier.
Collega Boudewijn Kanen schreef onlangs een tweetal artikelen rondom 𝒅𝒆 𝒊𝒏𝒅𝒆𝒙𝒂𝒕𝒊𝒆 𝒗𝒂𝒏 𝒑𝒆𝒏𝒔𝒊𝒐𝒆𝒏𝒆𝒏: (1) (𝐖𝐚𝐜𝐡𝐭𝐞𝐧 𝐨𝐩) 𝐢𝐧𝐝𝐞𝐱𝐚𝐭𝐢𝐞𝐛𝐞𝐬𝐥𝐮𝐢𝐭𝐞𝐧 𝐯𝐚𝐧 𝐝𝐞 𝐇𝐨𝐠𝐞 𝐑𝐚𝐚𝐝 (𝐏𝐞𝐧𝐬𝐢𝐨𝐞𝐧 & 𝐏𝐫𝐚𝐤𝐭𝐢𝐣𝐤 2022 | #3) & (2) 𝐧𝐚𝐬𝐜𝐡𝐫𝐢𝐟𝐭 𝐛𝐢𝐣 (𝐰𝐚𝐜𝐡𝐭𝐞𝐧 𝐨𝐩) 𝐢𝐧𝐝𝐞𝐱𝐚𝐭𝐢𝐞𝐛𝐞𝐬𝐥𝐮𝐢𝐭𝐞𝐧 𝐯𝐚𝐧 𝐝𝐞 𝐇𝐨𝐠𝐞 𝐑𝐚𝐚𝐝 – 𝐡𝐞𝐭 𝐰𝐚𝐜𝐡𝐭𝐞𝐧 𝐛𝐞𝐥𝐨𝐨𝐧𝐝 (𝐏𝐞𝐧𝐬𝐢𝐨𝐞𝐧 & 𝐏𝐫𝐚𝐤𝐭𝐢𝐣𝐤 2022 | #4)
Bij hoge inflatie zoals nu is indexatie van pensioenen een belangrijk item. Versobering van indexatie(perspectief) ligt dan ook onder een vergrootglas. Werkgevers die onvoorwaardelijke indexatie hebben toegezegd kunnen dat voor al opgebouwde pensioenaanspraken niet zomaar wijzigen, zelfs niet voor toekomstige indexaties is de gedachte, al zal de Hoge Raad daar binnenkort uitspraak over doen. Maar ook bij voorwaardelijke indexatie moet de werkgever oppassen. Zo kan een rechtsgeldige opzegging van de uitvoeringsovereenkomst tot verlies aan indexatieperspectief leiden voor de (gewezen) deelnemers. Goed werkgeverschap kan er dan toe leiden dat de werkgever nadere – verzachtende – maatregelen moet nemen. Zo’n verplichting is er niet altijd zoals uit het recente Euronext arrest blijkt, maar werkgevers zullen dat risico wel in kaart moeten brengen voordat zij bepaalde beslissingen nemen die (kunnen) leiden tot verlies aan perspectief op indexatie.
Lees hier het artikel ‘(Wachten op) indexatiebesluiten van de Hoge Raad’
Lees hier het artikel ‘Naschrift bij (wachten op) indexatiebesluiten van de Hoge Raad – het wachten wordt beloond’
In het FD van 9 november stond een (van Bloomberg vertaald) artikel van Matthew Boyle (‘Zo kom je van dat functioneringsgesprek af’). Herkenbaar voor ons arbeidsrechtadvocaten is dat werknemers én bedrijven niet blij zijn met het fenomeen functioneringsgesprek. Het leidt vooral tot frustratie en gedemotiveerd personeel. Zoals Boyle stelt komt het vaak neer op ‘een heel jaar afwachten, om uiteindelijk te horen te krijgen dat je een beoordeling krijgt van twee op een schaal van vijf.’ Veel werkgevers willen dan ook af van het klassieke beoordelingsgesprek en stappen over naar ‘het nieuwe beoordelen’. Kern van het nieuwe beoordelen is immers een continue dialoog over performance en ontwikkeling en een zekere mate van regie voor de werknemer over de eigen ontwikkeling (‘empowerment’). Wel moet nog steeds de eerlijke boodschap gegeven worden, ook als het niet goed gaat. Niet eerlijk communiceren leidt tot verlies aan vertrouwen van werknemers en – als verbetering van het functioneren uiteindelijk uitblijft – bemoeilijkt een ontslag. In deze uitspraak lukte het Red Bull bijvoorbeeld niet een werknemer wegens onvoldoende presteren te ontslaan.
Lees de noot van collega Boudewijn Kanen hier.
Boudewijn Mr van de Week op Mr. Online. Lees hier het hele artikel.
Lees hier het volledige artikel op de Kennisbank pagina van Hét Ondernemersbelang.
“Flexibel reizen, we hebben het er al jaren over maar het lijkt maar niet te lukken gezien de files die er weer volop staan door de aantrekkende economie. Is flexibel reizen zo moeilijk of is het een kwestie van gewoon doen?” Met deze prikkelende stelling opende BNR-presentator Meindert Schut het goedgevulde BREIKERS Café bij gastheer Accenture. Bekijk hier de sfeerimpressie!
Flexibel reizen kan ook door de auto wat vaker te laten staan en mee te rijden met een Zuidas-collega. Accenture lanceerde onlangs de Toogethr app voor bedrijven op de Zuidas: “Carpoolen heeft een stoffig imago. Wij denken dat het ook hip en leuk kan zijn om samen te reizen. De Toogethr app is zeer makkelijk te gebruiken en geeft meteen alle opties weer met wie je mee kan rijden. Mét foto dus je zou het zelfs als datingapp kunnen gebruiken” vertelt @coenkrol (fleet en environmental manager bij Accenture) lachend.
Coen Krol: “We kozen voor een mobiliteitsbudget omdat we aantrekkelijk willen zijn als werkgever. Verder is duurzaamheid belangrijk voor ons, evenals innovatie want daar verdienen we immers ons geld mee. Niemand heeft zin om 5 uur per dag in de file te staan en lang niet iedereen wil een leaseauto. Medewerkers willen keuzevrijheid: daarom mogen ze elke drie maanden kiezen tussen een budget of een leaseauto. Meer dan 50% kiest voor het budget! Verder heeft elke medewerker die recht heeft op een reiskostenvergoeding een NS Business Card, ook de leaserijders. En werktijd in de trein is gewoon declarabel.”
Kun je talenten alleen binnenhalen met een leaseauto? Boudewijn Kanen van Liber Dock Advocaten vindt van niet: “We onderscheiden ons door bewust géén leaseauto aan te bieden. Aantrekkelijk werkgeverschap zit meer in zaken als opleiding dan in een auto. Bij ons is iedereen ook vrij om zijn werktijd zelf in te vullen, al naar gelang zijn levensritme en levensfase. We werken in de cloud en mensen kiezen zelf of ze na de spits komen en of ze ’s avonds thuis verder werken.”
Het onderscheid tussen leaserijders en de rest van de medewerkers is niet meer uit te leggen, vindt Hans de Bijl, compensation & benefitsmanager bij Ziggo. “Vroeger kregen alleen medewerkers die mobiel moesten zijn voor hun werk een auto, tegenwoordig is de leaseauto verworden tot een arbeidsvoorwaarde. Inclusief vrijbrief voor gebruik terwijl de rest hun reiskosten wel moet declareren. Dat is niet meer uit te leggen. En met een leaseauto geven als enige vervoermiddel en bijvoorbeeld ook nog parkeerkosten vergoeden, stimuleer je echt geen ander gedrag. Ik wil graag een mobiliteitsbudget voor iedereen, inclusief private lease-optie en ontzorging als werkgever. De medewerker maakt zelf echt wel de juiste keuzes want ze zijn de files, en het tekort aan parkeerplekken zat.”
Hoe je omgaat met belonen en mobiliteit is een middel om je te onderscheiden als werkgever volgens Dennis Eversdijk van Berenschot. “Je merk wordt er sterker van als je dat op een manier doet die bij je past. Neem de energiemaatschappij waar bijna niemand een leaseauto heeft. Ze kozen bewust voor een locatie naast het station. ‘Als je bij ons komt werken, kom je maar met de trein.’ Dat past prima bij hun groene en duurzame imago. Een trend die ik ook zie, is: differentieer in je arbeidsvoorwaarden. Heb je bijvoorbeeld veel jongeren onder je medewerkers die in een grote stad als Amsterdam wonen? Die hebben geen behoefte aan een eigen auto omdat ze toch niet in de stad kunnen parkeren. Maak pakketten naar bijvoorbeeld levensfase.”
𝐃𝐞 𝐚𝐫𝐛𝐞𝐢𝐝𝐬𝐨𝐯𝐞𝐫𝐞𝐞𝐧𝐤𝐨𝐦𝐬𝐭 𝐨𝐧𝐭𝐛𝐢𝐧𝐝𝐞𝐧 𝐰𝐞𝐠𝐞𝐧𝐬 𝐰𝐚𝐧𝐩𝐫𝐞𝐬𝐭𝐚𝐭𝐢𝐞?
Er is een 𝐥𝐢𝐦𝐢𝐭𝐚𝐭𝐢𝐞𝐯𝐞 lijst van in totaal negen ontslaggronden (7:669 lid 3 onderdelen a t/m i) waarop de arbeidsovereenkomst kan worden beëindigd via ontbinding door de kantonrechter (waarbij grond a en b na weigering van toestemming door het UWV) (‘gesloten stelsel’). Maar er bestaat daarnaast óók de aparte ontbindingsgrond 𝐰𝐚𝐧𝐩𝐫𝐞𝐬𝐭𝐚𝐭𝐢𝐞 (7:686 BW jo. 6:265 BW). We zouden deze grond bijna vergeten. In de praktijk wordt deze grond maar zéér beperkt toegepast en dat kan een gemiste kans zijn (hier bezien vanuit het perspectief van de werkgever). Wanneer valt deze ontbindingsgrond te overwegen en wat zijn de “voordelen”?
𝘞𝘢𝘯𝘯𝘦𝘦𝘳
𝘝𝘰𝘰𝘳𝘥𝘦𝘭𝘦𝘯
Auteur: Linda Brouwer
𝐃𝐨𝐨𝐫𝐛𝐞𝐭𝐚𝐥𝐢𝐧𝐠 𝐛𝐨𝐧𝐮𝐬 𝐭𝐢𝐣𝐝𝐞𝐧𝐬 𝐳𝐢𝐞𝐤𝐭𝐞?
Heeft een werknemer tijdens ziekte ook recht op doorbetaling van de bonus? Dat is een vraag die ik regelmatig krijg en die ook regelmatig tot discussie leidt (met de advocaat van de werknemer).
Het antwoord is tweeledig:
𝐋𝐄𝐓 𝐎𝐏: een bepaling in een bonusregeling dat werknemer tijdens ziekte geen recht heeft op bonus is kortom niet altijd (volledig) houdbaar als werknemers minder verdienen dan het maximum dagloon. Dit vanwege strijd met dwingend recht (7:629 BW). Dit argument gaat 𝐧𝐢𝐞𝐭 op als werknemer méér verdient dan het maximum dagloon en tijdens ziekte dus al 70% (of meer) van het maximum dagloon doorbetaald krijgt (op basis van het kale salaris) (70% = € 4.178,45 per maand).
Onder “loon” wordt verstaan wat een werkgever als bedongen tegenprestatie voor de arbeid aan werknemer moet betalen (waaronder de prestatiebonus). Een beloning dat géén verband houdt met geleverde arbeid wordt tijdens ziekte als uitgangspunt dus niet doorbetaald (bijv. zuivere winstdelingsregeling, onkostenvergoeding etc.).
Een “gemiddelde bonus” dient bij een eventuele loondoorbetaling tijdens ziekte (onder het maximum van 70% max. dagloon) alleen te worden doorbetaald als werknemer bij afwezigheid van de ziekte ook recht zou hebben gehad op de bonus. Wordt de bonus bijv. vanwege bedrijfsomstandigheden aan niemand uitbetaald, dan heeft de zieke werknemer uiteraard evenmin recht op een (gemiddelde) bonus tijdens ziekte. In de praktijk wordt een gemiddelde bonus vaak berekend over de afgelopen 13 weken.
De meeste werkgevers betalen op grond van de arbeidsovereenkomst, personeelshandboek of CAO méér dan waar de wet (7:629 BW) tijdens ziekte toe verplicht. Zij betalen daarmee 𝐛𝐨𝐯𝐞𝐧𝐰𝐞𝐭𝐭𝐞𝐥𝐢𝐣𝐤 𝐳𝐢𝐞𝐤𝐞𝐧𝐠𝐞𝐥𝐝 (bijv. 1ste jaar 100% ipv 70% en 2de jaar 80% ipv 70% over het maandsalaris). Het staat een werkgever vrij om een bovenwettelijke regeling rondom loondoorbetaling tijdens ziekte naar eigen inzicht in te vullen en te beperken tot bepaalde loonbestanddelen (en bijv. bonus uit te zonderen).
Tot slot: een werkgever dient als goed werkgever (7:611 BW) duidelijkheid te geven over de te hanteren criteria voor toekenning van een bonus én dit consequent en uniform toe te passen. Het moet kortom niet zo zijn dat bij een werknemer in de praktijk toch een gerechtvaardigd vertrouwen is gewekt dat een bonus tijdens ziekte wél wordt doorbetaald.
Auteur: Linda Brouwer
𝐖𝐞𝐭𝐬𝐯𝐨𝐨𝐫𝐬𝐭𝐞𝐥 𝐌𝐨𝐝𝐞𝐫𝐧𝐢𝐬𝐞𝐫𝐢𝐧𝐠 𝐂𝐨𝐧𝐜𝐮𝐫𝐫𝐞𝐧𝐭𝐢𝐞𝐛𝐞𝐝𝐢𝐧𝐠
Het wetsvoorstel modernisering concurrentiebeding is op 4 maart ter internetconsultatie aangeboden. Tot 15 april kon er op het wetsvoorstel online gereageerd worden.
Concrete wijzigingen, ter aanscherping van het concurrentiebeding, die worden voorgesteld zijn:
𝘐𝘯𝘳𝘰𝘦𝘱𝘦𝘯 𝘣𝘦𝘥𝘪𝘯𝘨: werkgever kan slechts een beroep doen op het concurrentiebeding door dit schriftelijk en tijdig aan werknemer aan te geven. Hoofdregel voor een tijdig beroep is 1 maand vóór het einde van de arbeidsovereenkomst. Er zijn uitzonderingen op deze hoofdregel (andere termijn) bij: opzegging door werkgever, opzegging door werknemer, bij ontslag op staande voet, ontbinding door de rechter en de beëindigingsovereenkomst.
𝘝𝘦𝘳𝘨𝘰𝘦𝘥𝘪𝘯𝘨: werkgever moet bij het inroepen van het beding aangeven hoeveel maanden werknemer aan het beding wordt gehouden. Dit bepaalt direct ook de verschuldigde vergoeding, die betaald dient te worden voor het einde van de arbeidsovereenkomst.
𝘖𝘷𝘦𝘳𝘨𝘢𝘯𝘨𝘴𝘳𝘦𝘤𝘩𝘵: de concurrentiebedingen die zijn overeengekomen voor inwerkingtreding van deze wet blijven rechtsgeldig, ook al voldoen ze niet aan duur, vermelding geografische reikwijdte of motivering zwaarwegend bedrijfsbelang. Wel zal vanaf de inwerkingtreding op bestaande bedingen van toepassing zijn: de inroepbepalingen, waarbij voor maximaal 12 maanden een beroep op het beding kan worden gedaan (tenzij kortere duur afgesproken), én de vergoeding.
𝘔𝘰𝘵𝘪𝘦 𝘴𝘢𝘭𝘢𝘳𝘪𝘴𝘨𝘳𝘦𝘯𝘴: de regering is met de op 13 februari 2024 in de Tweede Kamer aangenomen motie (nr. 1235, 29544) verzocht om óók een duidelijke salarisgrens op te nemen, ter hoogte van anderhalf keer modaal salaris bij een voltijd dienstverband, waaronder een non-concurrentiebeding altijd nietig zal zijn. Dat komt neer op ca. EUR 66.000,- bruto. Deze motie is (vooralsnog) niet meegenomen in het wetsvoorstel.
Zie voor het wetsvoorstel en MvT nader: https://lnkd.in/e–bdJyA
Auteur: Linda Brouwer
Gelden de 10 minuten die de werknemer op grond van de planningsregels van zijn werkgever vóór aanvang van zijn dienst aanwezig moet zijn als betaalde werktijd?
In een recente uitspraak van het Gerechtshof Den Haag vorderde de werknemer over een periode van 5 en half jaar het loon over de 10 minuten per dag die hij voorafgaand aan zijn dienst aanwezig moest zijn. In deze zaak moest de werknemer in die 10 minuten inloggen in programma’s voordat hij pas kon beginnen met zijn werkzaamheden. De bepaling in de planningsregels was als volgt:
“ (…) Het is de bedoeling dat je, volgens het aan jou uitgereikte rooster je werkzaamheden verricht. Dat wil zeggen dat je je zowel aan de werktijden als aan de pauzetijden houdt. Door je webstation altijd open te hebben, ben je altijd van alle tijden op de hoogte. 09.00 uur beginnen betekent dat je exact om 09.00 uur klaar zit om je eerste call aan te nemen danwel te maken. Meld je daarom altijd 10 minuten voor aanvang van je dienst bij je supervisor, dan ben je nooit te laat; (…) ”.
Het Gerechtshof komt tot het oordeel dat de inlogtijd aan te merken is als arbeidstijd en daarmee wordt de loonvordering toegewezen.
Let dus op dat als je van werknemers verlangt dat zij verplicht eerder op werk moeten verschijnen voor aanvang van de dienst, dat dit gezien kan worden als werktijd.
Wil je overleggen of heb je vragen?
Bel ons gerust op 06-30006572 (Mandy) of 06-11904972 (Boudewijn)
Een werkgever moet uiterlijk een maand voor het einde van een tijdelijke arbeidsovereenkomst, met een duur van 6 maanden of langer, het niet voorzetten van de arbeidsrelatie schriftelijk aanzeggen (7:668 BW). Doet werkgever dit niet = schadevergoeding van een bruto maandsalaris.
In een recente zaak had werkgever werknemer mondeling meegedeeld dat de tijdelijke arbeidsovereenkomst na een periode van 7 maanden niet zou worden verlengd, waarop werknemer naar een andere baan is gaan zoeken en deze ook aansluitend had gevonden. Werknemer vordert vervolgens wegens schending van de aanzegplicht een bruto maandsalaris. Dit wordt door de kantonrechter afgewezen omdat de aanzegging tijdig en ondubbelzinnig was en werknemer geen nadeel had ondervonden, nu er geen onduidelijkheid bij hem was over het niet voortzetten van de arbeidsovereenkomst en werknemer heeft kunnen solliciteren om zijn inkomen veilig te stellen. De kantonrechter acht het dan naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar (6:248 BW) dat werknemer de aanzegvergoeding van werkgever alsnog kan claimen. Het hof vernietigt dit oordeel, omdat aan die zware eis volgens het hof hier niet is voldaan. Werkgever gaat hiertegen in cassatie.
De A-G concludeert tot verwerping van het cassatieberoep:
Het woord is nu aan de Hoge Raad. Die zal het advies van de A-G naar verwachting wel volgen.
Parket Hoge Raad, A-G de Bock, 1 april 2022, ECLI:NL:PHR:2022:419 (datum publicatie: 3 mei 2022)
Als de arbeidsovereenkomst wordt beëindigd door opzegging of ontbinding op grond van bedrijfseconomische redenen (7:669 lid 3 sub a BW) geldt er de ‘wederindiensttredingsvoorwaarde’. Dit houdt in dat als werkgever binnen 26 weken na de opzegging/ontbinding voor dezelfde of vergelijkbare werkzaamheden een vacature heeft, werkgever de boventallige (ex-)werknemer een aanbod moet doen deze werkzaamheden weer te hervatten onder de bij werkgever gebruikelijke voorwaarden.
In een recente zaak bij de rechtbank Overijssel speelde de vraag of deze voorwaarde was geschonden. Het dienstverband van werkneemster was na 20 jaar en 1,5 jaar voor haar pensioen met toestemming van het UWV per 1 augustus 2021 opgezegd, omdat werkgever vanwege de coronacrisis de salarissen niet meer kon betalen. Binnen een half jaar neemt werkgever 2 nieuwe werknemers aan. Werkneemster stelt dat hiermee de wederindiensttredingsvoorwaarde wordt geschonden. De rechtbank volgt werkneemster hierin en overweegt:
Werkneemster vordert – i.p.v. vernietiging – betaling van een billijke vergoeding van EUR 20.174,- bruto, bestaande uit het inkomensverlies, rekening houdend met een WW-uitkering, tot aan haar pensioen. De rechter acht dit bedrag aan billijke vergoeding passend gelet op haar 20-jarig dienstverband en het feit dat deze 1,5 jaar voor het pensioen onrechtmatig is geëindigd. De kans dat werkneemster voor het intreden van haar pensioen nog een soortgelijke functie vindt acht de rechter klein.
Vindplaats: Rechtbank Overijssel 17 maart 2022, ECLI:NL:RBOVE:2022:1127 (datum publicatie: 26 april 2022)
De heersende leer is dat de pensioenfondsenroute is toegestaan zonder dat hiervoor sprake hoeft te zijn van een zwaarwegend belang bij wijziging zoals artikel 19 Pw dat eist omdat het niet de werkgever, maar het fonds is die de wijziging doorvoert. Gelet op een recent arrest van het Hof Den Haag en een conclusie van de advocaat-generaal De Bock voor de Hoge Raad, beide over collectieve arbeidsvoorwaardenvorming via een ondernemingsraad, is het gerechtvaardigd te bezien of de heersende leer wellicht aan herijking toe is. Lees hier waarom Boudewijn Kanen meent waarom dat het geval is.
Onze mede-oprichter Boudewijn Kanen heeft meegeschreven aan het boek “Medezeggenschap in breed perspectief” dat vorige week bij de Sociaal-Economische Raad (SER) werd gepresenteerd in het kader van de Maand van de Medezeggenschap. Hij schreef een hoofdstuk over centrale ondernemingsraden (COR) en groepsondernemingsraden (GOR). Redactie van het boek is in handen van Harold Koster, Renate Vink-Dijkstra en Cees de Groot.
De ontbindende voorwaarde lijkt een vreemde eend in de bijt binnen het arbeidsrecht, omdat een werknemer bij het intreden van de ontbindende voorwaarde geen ontslagbescherming geniet. De inwerkingtreding van de Wet werk en zekerheid (Wwz) in 2015 heeft de discussie doen herleven over de toelaatbaarheid van de ontbindende voorwaarde. Deze discussie lijkt recent beslecht in de uitspraak van de Hoge Raad van 17 maart 20232 rondom het uitzendbeding. Waar staan we nu post-Wwz ten aanzien van de (on)toelaatbaarheid van de ontbindende voorwaarde in het arbeidsrecht?
Onze collega’s Mandy Ruijssenaars en Linda Brouwer gaan in hun artikel voor ArbeidsRecht in op deze vraag. Neem contact met ons op als je hier meer over wil weten!
Lees hier het volledige artikel.
In deze uitspraak van het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden dient de werknemer – voor het eerst in hoger beroep – zelfstandige tegenverzoeken in. De werknemer verzoekt om betaling van een transitievergoeding en een billijke vergoeding. Strikt genomen is het in strijd met art. 362 Rv om voor het eerst in hoger beroep een tegenverzoek in te dienen. Toch behandelt het Gerechtshof de tegenverzoeken. Heleen Foesenek schreef een annotatie bij deze uitspraak en bespreekt in welke situaties artikel 362 Rv botst met het arbeidsrecht en hoe er door Gerechtshoven wordt omgegaan met dergelijke verzoeken die strikt genomen in strijd zijn met art. 362 Rv.
Lees de noot van collega Heleen Foesenek hier.
Collega Boudewijn Kanen schreef onlangs een tweetal artikelen rondom 𝒅𝒆 𝒊𝒏𝒅𝒆𝒙𝒂𝒕𝒊𝒆 𝒗𝒂𝒏 𝒑𝒆𝒏𝒔𝒊𝒐𝒆𝒏𝒆𝒏: (1) (𝐖𝐚𝐜𝐡𝐭𝐞𝐧 𝐨𝐩) 𝐢𝐧𝐝𝐞𝐱𝐚𝐭𝐢𝐞𝐛𝐞𝐬𝐥𝐮𝐢𝐭𝐞𝐧 𝐯𝐚𝐧 𝐝𝐞 𝐇𝐨𝐠𝐞 𝐑𝐚𝐚𝐝 (𝐏𝐞𝐧𝐬𝐢𝐨𝐞𝐧 & 𝐏𝐫𝐚𝐤𝐭𝐢𝐣𝐤 2022 | #3) & (2) 𝐧𝐚𝐬𝐜𝐡𝐫𝐢𝐟𝐭 𝐛𝐢𝐣 (𝐰𝐚𝐜𝐡𝐭𝐞𝐧 𝐨𝐩) 𝐢𝐧𝐝𝐞𝐱𝐚𝐭𝐢𝐞𝐛𝐞𝐬𝐥𝐮𝐢𝐭𝐞𝐧 𝐯𝐚𝐧 𝐝𝐞 𝐇𝐨𝐠𝐞 𝐑𝐚𝐚𝐝 – 𝐡𝐞𝐭 𝐰𝐚𝐜𝐡𝐭𝐞𝐧 𝐛𝐞𝐥𝐨𝐨𝐧𝐝 (𝐏𝐞𝐧𝐬𝐢𝐨𝐞𝐧 & 𝐏𝐫𝐚𝐤𝐭𝐢𝐣𝐤 2022 | #4)
Bij hoge inflatie zoals nu is indexatie van pensioenen een belangrijk item. Versobering van indexatie(perspectief) ligt dan ook onder een vergrootglas. Werkgevers die onvoorwaardelijke indexatie hebben toegezegd kunnen dat voor al opgebouwde pensioenaanspraken niet zomaar wijzigen, zelfs niet voor toekomstige indexaties is de gedachte, al zal de Hoge Raad daar binnenkort uitspraak over doen. Maar ook bij voorwaardelijke indexatie moet de werkgever oppassen. Zo kan een rechtsgeldige opzegging van de uitvoeringsovereenkomst tot verlies aan indexatieperspectief leiden voor de (gewezen) deelnemers. Goed werkgeverschap kan er dan toe leiden dat de werkgever nadere – verzachtende – maatregelen moet nemen. Zo’n verplichting is er niet altijd zoals uit het recente Euronext arrest blijkt, maar werkgevers zullen dat risico wel in kaart moeten brengen voordat zij bepaalde beslissingen nemen die (kunnen) leiden tot verlies aan perspectief op indexatie.
Lees hier het artikel ‘(Wachten op) indexatiebesluiten van de Hoge Raad’
Lees hier het artikel ‘Naschrift bij (wachten op) indexatiebesluiten van de Hoge Raad – het wachten wordt beloond’
In het FD van 9 november stond een (van Bloomberg vertaald) artikel van Matthew Boyle (‘Zo kom je van dat functioneringsgesprek af’). Herkenbaar voor ons arbeidsrechtadvocaten is dat werknemers én bedrijven niet blij zijn met het fenomeen functioneringsgesprek. Het leidt vooral tot frustratie en gedemotiveerd personeel. Zoals Boyle stelt komt het vaak neer op ‘een heel jaar afwachten, om uiteindelijk te horen te krijgen dat je een beoordeling krijgt van twee op een schaal van vijf.’ Veel werkgevers willen dan ook af van het klassieke beoordelingsgesprek en stappen over naar ‘het nieuwe beoordelen’. Kern van het nieuwe beoordelen is immers een continue dialoog over performance en ontwikkeling en een zekere mate van regie voor de werknemer over de eigen ontwikkeling (‘empowerment’). Wel moet nog steeds de eerlijke boodschap gegeven worden, ook als het niet goed gaat. Niet eerlijk communiceren leidt tot verlies aan vertrouwen van werknemers en – als verbetering van het functioneren uiteindelijk uitblijft – bemoeilijkt een ontslag. In deze uitspraak lukte het Red Bull bijvoorbeeld niet een werknemer wegens onvoldoende presteren te ontslaan.
Lees de noot van collega Boudewijn Kanen hier.
Boudewijn Mr van de Week op Mr. Online. Lees hier het hele artikel.
Lees hier het volledige artikel op de Kennisbank pagina van Hét Ondernemersbelang.
“Flexibel reizen, we hebben het er al jaren over maar het lijkt maar niet te lukken gezien de files die er weer volop staan door de aantrekkende economie. Is flexibel reizen zo moeilijk of is het een kwestie van gewoon doen?” Met deze prikkelende stelling opende BNR-presentator Meindert Schut het goedgevulde BREIKERS Café bij gastheer Accenture. Bekijk hier de sfeerimpressie!
Flexibel reizen kan ook door de auto wat vaker te laten staan en mee te rijden met een Zuidas-collega. Accenture lanceerde onlangs de Toogethr app voor bedrijven op de Zuidas: “Carpoolen heeft een stoffig imago. Wij denken dat het ook hip en leuk kan zijn om samen te reizen. De Toogethr app is zeer makkelijk te gebruiken en geeft meteen alle opties weer met wie je mee kan rijden. Mét foto dus je zou het zelfs als datingapp kunnen gebruiken” vertelt @coenkrol (fleet en environmental manager bij Accenture) lachend.
Coen Krol: “We kozen voor een mobiliteitsbudget omdat we aantrekkelijk willen zijn als werkgever. Verder is duurzaamheid belangrijk voor ons, evenals innovatie want daar verdienen we immers ons geld mee. Niemand heeft zin om 5 uur per dag in de file te staan en lang niet iedereen wil een leaseauto. Medewerkers willen keuzevrijheid: daarom mogen ze elke drie maanden kiezen tussen een budget of een leaseauto. Meer dan 50% kiest voor het budget! Verder heeft elke medewerker die recht heeft op een reiskostenvergoeding een NS Business Card, ook de leaserijders. En werktijd in de trein is gewoon declarabel.”
Kun je talenten alleen binnenhalen met een leaseauto? Boudewijn Kanen van Liber Dock Advocaten vindt van niet: “We onderscheiden ons door bewust géén leaseauto aan te bieden. Aantrekkelijk werkgeverschap zit meer in zaken als opleiding dan in een auto. Bij ons is iedereen ook vrij om zijn werktijd zelf in te vullen, al naar gelang zijn levensritme en levensfase. We werken in de cloud en mensen kiezen zelf of ze na de spits komen en of ze ’s avonds thuis verder werken.”
Het onderscheid tussen leaserijders en de rest van de medewerkers is niet meer uit te leggen, vindt Hans de Bijl, compensation & benefitsmanager bij Ziggo. “Vroeger kregen alleen medewerkers die mobiel moesten zijn voor hun werk een auto, tegenwoordig is de leaseauto verworden tot een arbeidsvoorwaarde. Inclusief vrijbrief voor gebruik terwijl de rest hun reiskosten wel moet declareren. Dat is niet meer uit te leggen. En met een leaseauto geven als enige vervoermiddel en bijvoorbeeld ook nog parkeerkosten vergoeden, stimuleer je echt geen ander gedrag. Ik wil graag een mobiliteitsbudget voor iedereen, inclusief private lease-optie en ontzorging als werkgever. De medewerker maakt zelf echt wel de juiste keuzes want ze zijn de files, en het tekort aan parkeerplekken zat.”
Hoe je omgaat met belonen en mobiliteit is een middel om je te onderscheiden als werkgever volgens Dennis Eversdijk van Berenschot. “Je merk wordt er sterker van als je dat op een manier doet die bij je past. Neem de energiemaatschappij waar bijna niemand een leaseauto heeft. Ze kozen bewust voor een locatie naast het station. ‘Als je bij ons komt werken, kom je maar met de trein.’ Dat past prima bij hun groene en duurzame imago. Een trend die ik ook zie, is: differentieer in je arbeidsvoorwaarden. Heb je bijvoorbeeld veel jongeren onder je medewerkers die in een grote stad als Amsterdam wonen? Die hebben geen behoefte aan een eigen auto omdat ze toch niet in de stad kunnen parkeren. Maak pakketten naar bijvoorbeeld levensfase.”
Bekijk hier het artikel op de blog pagina van Nationale Nederlanden.
Lees hier het artikel op M&A Community, meer kennis, meer deals.
Bekijk het volledige interview hier.
Bekijk het volledige interview hier
AMSTERDAM, 12 maart 2015 – Op 30 maart aanstaande opent Liber Dock, een nieuw advocatenkantoor op het gebied van arbeid, onderneming en medezeggenschap, zijn deuren aan de Oostelijke handelskade in Amsterdam.
Liber Dock is opgericht door Marian van Eck (1970) (voorheen partner bij Boekel De Nerée) en Boudewijn Kanen (1979) (voormalig senior counsel bij Boekel De Nerée). Met een ervaren team zullen zij zich in deze nieuwe samenstelling buigen over juridische en strategische vraagstukken op het vlak van arbeid, onderneming en medezeggenschap. Hierbij ligt de focus op verandertrajecten waar ondernemingsraad, vakbonden, management en commissarissen bij betrokken zijn. De oprichting van Liber Dock staat los van de recent aangekondigde hervormingen binnen Boekel de Nerée.
Marian van Eck, medeoprichtster van Liber Dock: “Na een jarenlange vruchtbare samenwerking zijn wij medio 2014 als team aan de slag gegaan om onze plannen concreet te maken. Na maanden van voorbereiding zijn wij verheugd om vandaag met Liber Dock een vernieuwende aanpak in de advocatuur te kunnen aankondigen. Niet de beperkingen van de wet, maar de ondernemingsdoelstelling van de klant is ons startpunt. Wij geven duidelijk antwoord op vragen zonder in te gaan op alle juridische risico’s die zich misschien kunnen voordoen.”
De kern van het concept van Liber Dock is het samenwerken als business partner met (inter)nationale klanten aan grensverleggende oplossingen. De werkwijze die Liber Dock hanteert is transparant en ieder advies wordt visueel inzichtelijk gemaakt aan de hand van infographics. Liber Dock voegt waarde toe door maatwerk te leveren. Daarnaast is kennisdeling een belangrijk onderdeel van de dienstverlening en worden klanten gefaciliteerd via een kennisportal om hun dagelijkse werkzaamheden makkelijker en kostenefficiënt te doen.
Voor meer informatie kunt u contact opnemen met:
Liber Dock
Marian van Eck: 06-29551973
Boudewijn Kanen: 0611904972
www.liberdock.com
Citigate First Financial
Vivian ten Have / Suzanne Bakker
E. Vivian.tenHave@citigateff.nl / Suzanne.Bakker@citigateff.nl
T. 020 – 575 40 10