Het adagium van het derde kabinet-Rutte ademt een positieve sfeer uit. Daarmee is het akkoord een kind van zijn tijd: de financiële crisis is bedwongen, het populisme heeft in Europa de verkiezingen verloren, het (consumenten)vertrouwen stijgt en de werkloosheid daalt. Deze nieuwe realiteit vraagt om een passend pakket aan voorgenomen maatregelen die, zoals gebruikelijk, een uitvloeisel zijn van het spel van geven en nemen tussen in dit geval vier coalitiepartners. Dat spel heeft 225 dagen geduurd, een record, en het regeerakkoord vult 68 bladzijden. Ik ga in op het tweede hoofdstuk: “Zekerheid en kansen in een nieuwe economie”. Daar verwacht men immers voorgenomen maatregelen op het terrein van arbeid en onderneming – het focusgebied van Liber Dock.
Eerst arbeid: de in 2015 ingevoerde Wet werk en zekerheid, het magnum opus van het ministerie van SZW, heeft het ontslagrecht weliswaar eerlijker gemaakt, maar zeker niet eenvoudiger. Ook is het verschil tussen vaste en flexibele arbeid nauwelijks verkleind: het vaste contract bleef daarvoor simpelweg te vast, waar de introductie van het zogenoemde grondenstelsel van art. 7:669 BW zeker aan heeft bijgedragen. Een werkgever moest voortaan minimaal één grond volledig vervullen om een ontslag te realiseren; een onvolledig dossier afkopen met een hogere vergoeding, schering en inslag onder het systeem van vóór de Wwz, was daarmee voltooid verleden tijd. Het regeerakkoord spreekt de wens uit het onbepaaldetijdcontract aantrekkelijker te maken. Zo biedt het werkgevers meer ruimte met een nieuwe cumulatiegrond voor ontslag– meerdere halfvolle glazen maken nu één vol glas – waarbij als keerzijde van deze nieuwe lankmoedigheid geldt dat de werkgever tot maximaal anderhalf maal de transitievergoeding dient te betalen. De rechter bepaalt wanneer aanleiding bestaat voor deze verhoging, al zal daar, neem ik aan, nog steeds geen ruimte zijn voor het meenemen van de gevolgen van het ontslag voor de werknemer (die zijn als factor met de Wwz afgeschaft), noch voor het verdisconteren van ernstige verwijtbaarheid, daar die nu eenmaal in de eventuele, additionele billijke vergoeding zit. Ook de ketenregeling gaat op de schop en wordt in feite deels teruggebracht naar het pre-Wwz-tijdperk. Deze (en enkele andere) wijzigingen vloeien voort uit de wens de scherpe kanten van ruim twee jaar Wwz af te vijlen. Daar hoort in zekere zin ook het voorstel bij de transitievergoeding vanaf dag één te kunnen opbouwen, waarbij de wachttijd van 24 maanden – die leidde tot berekend gedrag van werkgevers – tot het verleden zal behoren. De transitievergoeding wordt zo een heuse spaarkaart.
De vraag is of het voorgaande werkgevers over de streep zal trekken en hen zal doen afzien van allerhande flexibele constructies, zoals payrolling (dat in het regeerakkoord aan alle kanten wordt aangevallen). Wat wellicht daarbij helpt is dat de periode van loondoorbetaling bij ziekte, veel verguisd, voor kleine werkgevers zal worden teruggeschroefd naar een jaar. Het opzegverbod blijft wel twee jaar gelden, maar na een jaar neemt het UWV de re-integratie-inspanningen over. Vele deskundigen hebben zich al afgevraagd of het UWV daartoe is geëquipeerd en of de nieuwe regeling niet minstens zo duur zal zijn. Belangrijker lijkt mij dat het effect van de aanpassing niet moet worden overdreven. Veel werkgevers zullen ook een periode van een jaar ervaren als een zwaard van Damocles, waarbij schermen met getallen omtrent hoe weinig werknemers daadwerkelijk een jaar of langer uit de running zijn, weinig indruk zal maken. Het gaat immers, zoals zo vaak, om beeldvorming, en de mens is slecht in het rationeel reageren op kwade kansen, zo leert Nobelprijswinnaar Kahneman ons.
Op het terrein van ondernemen is het regeerakkoord minder in detail uitgewerkt, maar niet minder ambitieus. De overvloed aan zzp’ers is de regering niet ontgaan; de voorgestelde regeling in het regeerakkoord iedereen die een onder bepaald bedrag verdient automatisch werknemer te laten zijn en personen die meer dan een bepaald uurloon hanteren een opt-out te geven, heeft direct veel controverse opgeroepen. Het plan is echter nog te ruw om er veel over te zeggen. Feit is wel dat indien de onderkant van de zzp-markt verplicht een arbeidsovereenkomst krijgt, een belangrijk deel van de zogenoemde platformarbeid (verzorgd door bedrijven als Uber en Deliveroo) voortaan op basis van arbeidsovereenkomsten zal worden uitgevoerd. De trigger voor veel werkenden om zzp’er te worden is echter de fiscale zelfstandigenaftrek die al vaak door experts ter discussie in gesteld. De regering laat niet blijken die aftrek (maximaal € 7280) te willen aanpakken.
Een tweede vermeldenswaardig element betreft het buiten de deur houden van al te activistische aandeelhouders. Om ”ons tafelzilver” te beschermen wil het kabinet regelen dat wanneer een beursgenoteerde onderneming op de algemene vergadering van aandeelhouders te maken krijgt met voorstellen voor een fundamentele strategiewijziging, de onderneming een bedenktijd van maximaal 250 dagen kan inroepen, mits deze het kapitaalverkeer niet raakt. In deze periode dient verantwoording te worden afgelegd aan de aandeelhouders over het gevoerde beleid en dienen alle stakeholders (ik neem aan: inclusief werknemersvertegenwoordiging) die betrokken zijn bij de onderneming, geraadpleegd te worden. Deze maatregel kan niet worden ingezet in combinatie met beschermingsconstructies van bedrijven zelf, zoals de uitgifte van preferente aandelen of prioriteitsaandelen. Voorts krijgen beursgenoteerde bedrijven met een jaaromzet van meer dan 750 miljoen euro de mogelijkheid aandeelhouders te vragen, wanneer zij meer dan 1% van het aandelenkapitaal bezitten, zich als grootaandeelhouder te laten registreren bij de Autoriteit Financiële Markten. De grens is nu 3%. Met de voorgestelde maatregel komen kleinere aandeelhouders dus eerder in het vizier.
Tot veel discussie heeft de voorgenomen afschaffing van de dividendbelasting geleid, zeker nu de regering weinig moeite heeft gedaan te verhullen dat de beslissing mede is ingegeven door zakelijk opportunisme: vier grote multinationals, waaronder de voormalige werkgever van de premier en de minister van financiën, schijnen in een brief de stelling te hebben ingenomen dat hun besluit al dan niet in Nederland te blijven mede zou afhangen van de beslissing de dividendbelasting af te schaffen. Dat deze maatregel gezien moet worden in samenhang met plannen om brievenbusconstructies tegen te gaan, dat een bronbelasting op rente en royalty’s wordt ingevoerd op uitgaande financiële stromen naar landen met zeer lage belastingen en dat financiering met eigen vermogen aantrekkelijker wordt door de aftrekbaarheid van vreemd vermogen te beperken, maakt in de media vooralsnog weinig indruk. Dat bevreemdt op zichzelf niet – slecht nieuws verkoopt beter – , al dienen wij te bedenken dat de afschaffing ook – en getalsmatig zelfs: vooral – goed is voor het MKB. Deze ondernemers-met-BV zullen vaker, want: goedkoper, dividend kunnen uitkeren.
Ten slotte het thema pensioen, dat een eigen paragraaf heeft (2.2). Er staan maar liefst twaalf voorstellen/voornemens in, hetgeen enigszins verwarring kan wekken nu de aanhef van de paragraaf vermeldt dat de SER de mogelijkheid onderzoekt van een persoonlijk pensioenvermogen gecombineerd met het behoud van collectieve risicodeling en dat de SER op korte termijn met een advies hierover komt, dat het kabinet zal bestuderen, zo neem ik aan. Dit lijkt mij een van de meest fundamentele pensioenvraagstukken van de komende jaren. Wie echter verder leest, ziet dat de voorstellen en voornemens zeer algemeen van aard zijn, zoals “Het arbeidsvoorwaardelijk opbouwen van pensioen blijft een verantwoordelijkheid van de sociale partners” en de stelling dat de regering “aandacht heeft voor transparantie en beheersing van de uitvoeringskosten”. Daar kan men het bijna niet mee oneens zijn.
Het regeerakkoord biedt zo voor elk wat wils. Een Groot Verhaal zit er niet achter, hetgeen met vier verschillende partijen – twee collectivistisch, twee individualistisch, twee liberaal, twee conservatief – niet verwonderlijk is. Wel laat het regeerakkoord zien dat partijen geluisterd hebben naar de knelpunten op verschillende terreinen die het dagelijks leven van veel mensen raken, en dat lijkt mij winst. Wij zullen wetgevingsinitiatieven op het terrein van arbeid en onderneming scherp en met interesse blijven volgen.