Publicatiedatum: 21 april 2022

Als uitgangspunt geldt dat het voor rekening van werkgever komt als de werknemer schade veroorzaakt bij de uitvoering van de arbeidsovereenkomst, tenzij de schade het gevolg is van opzet of bewuste roekeloosheid van de werknemer (7:661 BW).

Werknemer is op staande voet ontslagen door werkgever nadat deze er achter kwam dat werknemer, na te zijn vrijgesteld van werk, 122 emails met bedrijfsgevoelige informatie aan verschillende privé-emailadressen had gestuurd. Werkgever heeft ex artikel 7:661 BW een bedrag van € 9.340,86 van werknemer gevorderd voor gemaakte onderzoekskosten. Het Hof oordeelt dat de gevorderde onderzoekskosten t.a.v. de emails (deels) toewijsbaar zijn tot een bedrag van € 2.500,- op grond van 7:661 BW. Werknemer meent dat het Hof hier een onjuiste maatstaf heeft aangelegd.

A-G de Bock concludeert tot verwerping van het cassatieberoep en overweegt o.a. als volgt:

  1. De HR heeft nog geen nadere uitleg gegeven aan het begrip opzet. Opzetis het willens en wetens toebrengen van schade, een vooropgezet plan om schade te veroorzaken, dus wanneer werknemer het oogmerk had om schade te veroorzaken;
  2. De HR heeft in het City Tax arrest (ECLI:NL:HR:2005:AU2235) bepaald dat het begrip bewuste roekeloosheidop dezelfde manier moet worden uitgelegd als in art. 7:658 lid 2 BW: hiervan is pas sprake als werknemer zich tijdens het verrichten van zijn onmiddellijk aan het schadeveroorzakend handelen voorafgaande gedraging van het roekeloze karakter van die gedraging daadwerkelijk bewust is geweest;
  3. Het hof heeft de juiste maatstaf vooropgesteld, zoals onder sub b weergegeven, en deze ook toegepast op de feiten en omstandigheden (in rov. 3.14-3.16).
  4. Het hof heeft een subjectieve toetsaangelegd, nu het hof onder ogen heeft gezien dat het erom gaat of werknemer wist dat het in strijd met het IT-reglement doorzenden van bedrijfsgevoelige emails, terwijl hij was vrijgesteld van werk en in gesprek was over een beëindigingsregeling, een aanmerkelijke kans op schade voor werkgever opleverde en of werknemer zich direct voor het doorzenden van deze vertrouwelijke emails naar privé-emailadressen daarvan daadwerkelijk bewust is geweest. Deze vragen zijn door het hof bevestigend beantwoord.
  5. Het oordeel dat bij een persoon bewustheid van een bepaalde omstandigheid bestaat, laat zich moeilijk anders motiveren dan dat wordt nagegaan of die bewustheid redelijkerwijs kan worden aangenomen. Niemand kan immers in het hoofd kijken van een ander.

De Hoge Raad volgt de A-G en verwerpt het beroep ex artikel 81 RO.

Vindplaatsen: Hoge Raad, 25 maart 2022, ECLI:NL:HR:2022:448, Conclusie A-G 10 december 2021, ECLI:NL:PHR:2021:1170, Hof 23 maart 2021, ECLI:NL:GHDHA:2021:428