Publicatiedatum: 5 mei 2022

Op 28 april jl. heeft het Hof van Justitie uitspraak gedaan in de langverwachte Heiploegzaak. Het Hof van Justitie heeft kort gezegd geoordeeld dat een pre-pack onder voorwaarden mogelijk is zonder dat sprake is van een overgang van onderneming in de zin van artikel 7:662 BW.

Pre-pack
Bij een pre-packprocedure wordt vóór het faillissement door een stille bewindvoerder onderzocht of een doorstart na faillissement mogelijk is. Een belangrijk voordeel van een pre-pack is dat de doorstart meteen na het faillissement kan plaatsvinden zodat waardeverlies wordt voorkomen. Een ander voordeel is dat werknemers in faillissement makkelijker kunnen worden ontslagen en dat de regeling ‘overgang van onderneming’ in principe niet geldig is in faillissement (vanwege de zogenaamde faillissementsuitzondering op grond van artikel 7:666 BW). In principe, want in de Heiploegzaak staat de vraag centraal of de pre-pack onder deze faillissementsuitzondering valt. Op grond van de Richtlijn Overgang van onderneming geldt de faillissementsuitzondering namelijk alleen als die procedure (of een soortgelijke procedure) gericht is op 𝙡𝙞𝙦𝙪𝙞𝙙𝙖𝙩𝙞𝙚 van de onderneming. In Smallsteps oordeelde het Hof van Justitie in 2017 dat de pre-pack niet valt onder de faillissementsuitzondering, omdat de pre-pack in die casus gericht was op voortzetting van de onderneming (het doel was immers doorstart van de onderneming na faillissement) en daarmee niet op liquidatie.

In geval van het Heiploegconcern was vanwege grote geleden verliezen een beoogd curator en beoogd rechter-commissaris aangesteld om een doorstart voor te bereiden. Na het faillissement van Heiploeg in 2014 is de doorstart gerealiseerd en is een groot deel van de werknemers overgaan naar de doorstarter tegenover slechtere arbeidsvoorwaarden.

Hof van Justitie
Het Hof oordeelt in Heiploeg naar aanleiding van prejudiciële vragen van de Hoge Raad anders dan in Smallsteps. Het Hof oordeelt dat de pre-packprocedure wél gericht is op liquidatie mits de pre-pack wordt geregeld in wettelijke of bestuursrechtelijke bepalingen zodat deze aan het vereiste van rechtszekerheid voldoet. In dat verband overweegt het Hof dat de pre-packprocedure wordt uitgevoerd onder toezicht van een bevoegde overheidsorganisatie, nu de beoogd curator en beoogd rechter-commissaris worden benoemd door de rechtbank en hun taken duidelijk zijn omschreven (waaronder het belang van werknemers in het oog houden).

Het is een opvallende uitspraak nu deze uitspraak in tegenspraak lijkt te zijn met het ‘alles-of-niets-oordeel’ van het Hof in Smallsteps. Het is nu aan de wetgever om de pre-pack een wettelijke basis te geven, zodat de pre-pack in de toekomst niet een alles-of-niets-benadering blijft.

 

Vindplaats: HvJ 28 april 2022, ECLI:EU:C:2022:321