In onze nieuwsflash van 15 april schreven wij er al over: de houdbaarheid van het slapende dienstverband (zie https://liberdock.com/blog/slapende-dienstverbanden-ontwaakt/). Sinds de invoering van de WWZ (en daarmee ook de invoering van de transitievergoeding) is er een nieuwe trend ontstaan: om betaling van de transitievergoeding bij einde dienstverband vanwege langdurige ziekte (langer dan twee jaar) te voorkomen houden werkgevers soms het dienstverband slapend, nu de loondoorbetalingsverplichting na twee jaar ook stopt.
De rechtspraak tot nu toe is verdeeld over de vraag of het “slapend houden” is toegestaan. De rechtbank Limburg heeft de Hoge Raad op 10 april j.l. prejudiciële vragen gesteld waarin wordt verzocht duidelijkheid te geven of een ontslagplicht voor een werkgever kan gelden in situaties waar het dienstverband nu nog slapend wordt gehouden. Vandaag heeft de advocaat-generaal naar aanleiding van deze prejudiciële vragen de Hoge Raad geadviseerd: een werkgever is in beginsel verplicht op grond van de norm van goed werkgeverschap (7:611 BW) om in te stemmen met een voorstel van een langdurig arbeidsongeschikte werknemer, om een slapend dienstverband met wederzijds goedvinden te beëindigen onder betaling van de transitievergoeding. In beginsel, nu als uitzondering geldt de situatie dat werkgever een gerechtvaardigd belang heeft bij instandhouding van de arbeidsovereenkomst.
Nu werkgevers vanaf 1 april 2020 in principe de transitievergoeding gecompenseerd kunnen krijgen in geval van een beëindiging van de arbeidsovereenkomst wegens langdurige arbeidsongeschiktheid (zie ook ons eerder blog over de compensatieregeling transitievergoeding: https://liberdock.com/blog/legal-newsflash-februari/) en de wetgever duidelijk af wil van het slapende dienstverband, brengt de eis van ‘goed werkgeverschap’ met zich dat een werkgever de arbeidsovereenkomst met een werknemer als uitgangspunt niet slapend mag houden als de langdurig arbeidsongeschikte werknemer beëindiging wenst. Dit tenzij sprake is van door werkgever aan te tonen gerechtvaardigde belangen om de arbeidsongeschikte werknemer in dienst te houden, zoals bijvoorbeeld uitzicht op re-integratie, financiële problemen van werkgever door het moeten voorfinancieren van de transitievergoeding voor de periode tot de inwerkingtreding van de Wet compensatie transitievergoeding, het niet (volledig) gecompenseerd krijgen van de transitievergoeding of mogelijke andere belangen, anders dan de enkele wens geen transitievergoeding te hoeven betalen. Het is nog niet duidelijk wanneer de Hoge Raad uitspraak doet.